Afgewezen

Na een harde tik op de deur vliegt hij open. Met een knal slaat het handvat tegen het gipswandje. Mijn kamer trilt. “k Ben er uitgestuurd!”. Het klinkt als een beschuldiging aan mijn adres. Het is alsof ik het systeem heb uitgevonden wat haar voortdurend dwars zit. Vanuit mijn grote bureaustoel kijk ik haar aan. Daar staat ze weer. Ze leunt onverschillig tegen de deurpost. Lang donker haar omringt slordig een knap en  boos gezicht. Een t shirt met een uitdagende tekst probeert vruchteloos contact te houden met haar spijkerbroek. Vanuit het niemandsland kijkt glimlachend een navelpiercing mij aan.  Ze heeft haar armen over elkaar, en met het ene been voor het andere straalt ze weerstand uit. Alle non-verbale signalen willen mij duidelijk maken dat ze boos is. Erger nog, ze is kwaad. Er is haar duidelijk onrecht aangedaan. Haar ogen laten geen kwaadheid zien, in tegendeel. Veel meer verdriet, teleurstelling. Haar dossier hangt in een kast nog geen vijftig centimeter van haar vandaan en bevat een samenvatting van haar leven.
Al op jonge leeftijd werd ze er voor de eerste keer uitgestuurd. Dat gebeurde toen ze de schuld kreeg van een mislukte relatie. Als zij er niet was geweest waren haar ouders nooit een relatie aangegaan maar toen ze kwam moesten ze wel. Haar eerste levensjaren was ze er getuige van hoe haar ouders de relatie met schelden en slaan probeerden instand te houden. Zij werd afgewezen, er uitgestuurd en opgenomen in een pleeggezin. Na een paar jaar werd ze weer weg gestuurd en uiteindelijk opgenomen in een gezinsvervangend tehuis. Ze moest naar een andere school, was niet meer welkom. Ook daar werd ze afgewezen, ze kon in de klas niet meedraaien en werd er uitgestuurd. Op jonge leeftijd was ze een bekende in het land van de hulpverlening. Dat alles flitst door mijn hoofd als ik haar daar zo vol verdriet en boosheid zie staan. Maar wat nu, actie, er moet wat gebeuren, zij heeft een probleem en ik moet het oplossen. “Ga maar even zitten Merel”. Ze kijkt naar het Ikea-zitje en laat zich in een stoel vallen. Haar hand veegt een lok haar uit haar gezicht en probeert ongezien een traan mee te nemen. “Dat mens van Nederlands heeft geen huiswerk opgegeven en nu zegt ze dat ze dat wel gedaan heeft en nou heb ik een onvoldoende, dat vind ik gemeen.” De tekst werd met schuttingtaal vermengd. De muur die ze om zich heen aan het opbouwen is wordt daarmee voor haar gevoel sterker. “Wat is er nog meer gebeurd?” vraag ik uit ervaring. Niet uit nieuwsgierigheid wil ik alles weten maar om haar te laten zien wat ze doet als ze boos is. Reflecteren heet dat volgens de laatste cursus. (‘De leerling leert reflecteren op de manier waarop hij zijn taalactiviteiten uitvoert en leert, op grond daarvan en van reacties van anderen, conclusies te trekken voor het uitvoeren van nieuwe taalactiviteiten.’ Kerndoel 10 van Nederlands.) Ze kijkt me boos en een beetje geschrokken aan. Weet hij meer? Dat kan toch niet? “Nou niks bijzonders”: zegt ze toch wel een beetje aarzelend. Ik denk dat ik mijn collega van Nederlands ken en Merel een beetje. In elk geval genoeg om door te vragen. “Dus de docent vroeg of je het huiswerk af had?” “Ja en toen zei ik dat ze helemaal geen huiswerk had opgegeven, dat wist ik zeker want er stond niets in mijn agenda, en toen zei ze dat ik het alsnog moest maken en dat vond ik gemeen en toen viel per ongeluk een tafel om en toen moest ik er uit. Altijd ik.”Haar laatste woorden eindigen met een snik. De muur is niet sterk meer. In mijn gedachten rijgen zich beelden op een rij die de werkelijkheid proberen weer te geven. Machteloos schreeuwen, stampen en het met van alles en nog wat gooien zoals ze dat de vorige week nog bij maatschappijleer had gedaan. Een klas die toekijkt en het al een beetje gewend is. Een paar jongens, die lachend elkaar en de docent aankijken. Ik neem me voor straks nog even met de docent Nederlands te praten om haar te laten vertellen wat er allemaal is gebeurd, maar ook om met haar over Merel te praten. Aan haar wil ik begrip vragen. Vragen of ze haar nog een kans wil geven. Of ze haar niet af wil wijzen maar wil proberen een relatie met haar aan te gaan
“Merel, hoe had je het moeten doen, wat had je beter kunnen doen.” “Ik heb toch gepraat, ik heb toch gezegd dat we geen huiswerk hadden maar zij werd kwaad!” Ze springt op uit haar stoel en stampt met haar voet op de grond.  “Ga even zitten Merel, zo bereik je niet wat je wilt bereiken.” Ook ik bereik niet wat ik wil bereiken. De muur is steviger dan ik dacht. Het verdriet in haar ogen maakt plaats voor onredelijke boosheid. Niet toegeven, niet hier, lijken ze uit te stralen.  Ik neem haar mee naar de multi functionele ruimte waar de onderwijsassistent zit. Ook een vrouw. Meer haar niveau. Met een gerust hart laat ik haar bij de onderwijsassistente achter. Als ik me omdraai en wegloop is Merel begonnen met haar verhaal. Haar stem klinkt minder agressief. Ze is duidelijk een stuk rustiger en gaat zitten. Als ik na een kwartier nog even langs loop zie ik haar werken met naast haar de onderwijsassistente. Hier wordt ze geaccepteerd, hier mag ze zich veilig weten. Merel ik bid voor je.

Pieter

Na een groot aantal jaren in het onderwijs ben ik met pensioen gegaan. Van mijn vierde tot mijn vijfentwintigste levensjaar deed ik ervaring op als leerling, hierna tot mijn drieenzestigste als leerkracht en adjunct directeur vmbo. Uit de laatste zeventien jaar heb ik wat ervaringen opgeschreven. Zaken die me bezig hielden en me soms slapeloze nachten bezorgden.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *