Groningen

 

Langzaam voor mijn doen, rijd ik de provincie Groningen binnen. Het hoort bij elkaar, Groningen en rustig aan. Via Veendam gaan we in de richting van het Wold. Een veld met koolzaad is over de meest uitbundige bloei heen maar het geel steekt nog prachtig af tegen het blauw van de lucht. Groen, geel, wit en blauw, de kleuren van de lente in Groningen. De wegen worden smaller en de drempels hoger als we steeds dichter bij onze bestemming komen. De fietsen dansen achter op de trekhaak van de auto, zij komen straks aan de beurt. Even later staan we bij het adres dat we in het navigatiesysteem hebben ingevoerd. Een tiental honden heet ons uitbundig welkom maar er gaat geen deur open. Het erf oplopen en aanbellen doen we maar even niet. De ongastvrijheid is te groot en we hebben per slot van rekening niet voor niets een mobile telefoon. De verbinding is wat moeilijk maar wordt na even rijden beter. Dan blijkt dat we voor de straatnaam nog ‘oude’ hadden moeten intikken en dat doen we. Verder gaat het over smalle wegen met weidse uitzichten. Kleine huisjes, oude boerderijen, rommelige erven en overal het fluitenkruid. Op de plaats van bestemming zetten we de auto neer en begroeten onze vrienden hartelijk. “Moi”, een hand, “koffie?” “Groag”. Ik voel het verleden terug komen, de tijd die ik als Groninger beleefde. Achter de boerderij zitten we achter de koffie met koek, praten in korte veelzeggende zinnen en kijken tot de horizon. Een weg loopt kaarsrecht naar de streep in de verte en ontmoet daar een kerktoren. Het lijkt een tekening die ik moest maken om het perspectief te oefenen. Een streep van links naar rechts, een gegolfd lijntje daar vlak boven die bomen moet voorstellen en een kerktorentje dat een dorpje suggereert. Twee lijnen die taps toelopen naar het torentje zijn de weg, of een sloot. Verschillende kleuren groen en blauw maken het af. De stilte is opvallend aanwezig evenals de geur van kuilvoer en mest. Die geur komt van de boerderij een eindje verderop, hier staan caravans op stal. Steeds meer voel ik me weer Groninger en denk aan de tijd dat ik als kwajongen door de velden zwierf, opzoek naar eieren en avontuur. De temperatuur is lager dan we dachten maar verhindert ons niet om de fietsen af te laden en er op uit te gaan. Onze vrienden wijzen de weg, langs het Schildmeer, over smalle paadjes naar Slochteren. De wind speelt met ons en duwt en werkt ons tegen. Vogels maken capriolen in de lucht terwijl de windsurfers rechte lijnen trekken over het meer. Af en toe stop ik om foto’s te maken van de gele lis, het fluitenkruid of de velden met zuring en boterbloemen. “Terug gegeven aan de natuur” vertelt onze Groningse vriend. Blijkbaar was het geen natuur maar een biljartlakenweiland, groen en vlak. Kaarsrechte wegen met daarnaast ons fietspad  worden afgewisseld door zandweggetjes waar je de schelpen nog op kunt zien. We gaan verder door het lutje bosje naar de Fraeylemaborg voor de koffie. Op de koffie bij de freule kan niet meer maar de cappuccino die in een van de bijgebouwen wordt geserveerd is een goede vervanging. Herinneringen worden opgehaald uit de tijd dat de freule nog status had en we kijken ondertussen af en toe even naar de borg. Ze woonde in de winter in Stad maar kwam na de grote schoonmaak naar de borg. Rond  hemelvaartsdag werden de zendingsdagen gehouden bij de dikke boom in het bos. Dan werd er een soort prieel opgebouwd, speciaal voor haar. En dan de pachtboeren die hun pasgeboren kind het eerst moesten aangeven op de borg en dan in het gemeentehuis. Het rangen en standenverschil zorgde voor protest en een levendige communistische partij. In de dorpsstraat staan oude en nieuwe huizen  die willen laten zien dat de tijd is door gegaan maar tegelijk niet alle wonden heelt. Het best zichtbaar is het bij de grote boerderijen met de kleine arbeidershuisjes. We halen herinneringen op van ruim vijftig jaar geleden die beginnen met ‘Ik weet nog heel goed dat ….’ en besluiten met de vraag ‘maar is het nu zoveel beter?’ Op de terugweg stoppen we bij een uitkijktoren die zonder groot te zijn ons een blik gunt over het vlakke land en het Schildmeer. Verrast stijgt er een zeearend statig op en wordt direct vergezeld door pesterige kleine vogels. Wie er meer verrast is, wij of de arend weet ik niet maar zonder woorden staren we hem na als hij over het meer verdwijnt. Als we thuis zijn gekomen gaan we in de woonkeuken genieten van het uitzicht, delen onze ervaringen en herinneringen en drinken een kop thee met Groninger koek. Ede Staal zingt: Groningen, het is het land waar ik als kind nog niks begreep van pijn en zorgen, mijn land. Ik geef hem gelijk.

Pieter

Na een groot aantal jaren in het onderwijs ben ik met pensioen gegaan. Van mijn vierde tot mijn vijfentwintigste levensjaar deed ik ervaring op als leerling, hierna tot mijn drieenzestigste als leerkracht en adjunct directeur vmbo. Uit de laatste zeventien jaar heb ik wat ervaringen opgeschreven. Zaken die me bezig hielden en me soms slapeloze nachten bezorgden.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *